TDM-regels en AI Act – goed nieuws voor auteursrechthebbenden? – Studiemiddag 18 oktober 2024
Hieronder vindt u de presentaties van de studiemiddag van de VvA van vrijdag 18 oktober 2024 met het onderwerp TDM-REGELS en AI ACT – GOED NIEUWS VOOR AUTEURSECHTHEBBENDEN?.
Op vrijdag 18 oktober 2024 stond de goedbezochte Studiemiddag van de Vereniging voor Auteursrecht in het teken van TDM-regels en de AI Act en de gevolgen daarvan voor auteursrechthebbenden. Na de opening door dagvoorzitter Cyril van der Net (Ministerie J&V) trapte Bernt Hugenholtz (IViR) de middag af met een presentatie over het samenspel van TDM-regels en de AI Act. Vervolgens ging Dirk Visser (Universiteit Leiden en Visser, Schaap & Kreijger) in zijn presentatie in op het bewijs van het werkgebruik voor AI-training en ‘memorization’, gevolgd door een presentatie van Mireille van Eechoud (IvIR, UvA) over Extra-territorialiteit en IPR-perikelen rond trainingsdata. Diederik van der Kooij sloot het gedeelte voor de pauze af met een presentatie over collectieve acties en privaatrechtelijke handhaving van de AI Act.
Onder leiding van Martin Senftleben (IvIR, UvA en Bird & Bird) volgde na de pauze een Rondetafelgesprek over de (on)mogelijkheden van opt-out in de praktijk, met als panelleden Robbert Baruch (Universal Music), Edo Haveman (Meta), Stefan Heijendaal (NDP), Luna Schumacher (Pictoright) en Paul Keller (Open Future Foundation).
Kernvraag die in het debat door Martin gesteld werd was: werkt de opt-out en wat gaat het opleveren? Dit leidde tot een geanimeerde discussie, waarbij het praktische belang van de regeling centraal stond. Stefan benadrukte de grote financiële en maatschappelijke waarde van journalistiek werk: Uitgevers geven miljoenen uit aan salarissen. De opt-out zou in dat verband een goed middel kunnen zijn om toe te werken naar een functionerend ecosysteem, als alle partijen zich eraan zouden houden. Maar dat is nu niet het geval en het is volgens hem ook niet meer dan een klein stukje van de puzzel. Een grote zorg in dit verband is dat alleen deals tot stand zullen komen met hele grote mediabedrijven (‘pick and choose’). Robert wees op het grote belang van transparantie. Volgens hem heeft de TDM exceptie hier slechts een beperkte rol: deze ziet alleen op het mining-proces en niet op verdere verwerking. Platenlabels beheren exclusieve rechten en verstrekken uitsluitend exclusieve en beperkte licenties: er is dus al geen legitieme toegang tot het werk. AI zou vooral ten dienst moeten staan van creativiteit en daarop niet moeten parasiteren. Edo onderstreepte dat AI modellen, als ze goed getraind zijn en functioneren, niet in staat zijn om te reproduceren: het gaat in het trainingsproces om het observeren en identificeren van statistische patronen: er worden in dit proces geen reproducties opgeslagen, maar relaties gelegd tussen woorden en andere data. Desgevraagd stelde hij dat Meta en andere bedrijven machine-readable opt-outs respecteren en dat men in overleg is met de industrie om deze processen verder te vereenvoudigen en verbeteren. Martin legde Luna de vraag voor hoe AI bedrijven kunnen achterhalen welke werken worden bestreken door de algemene opt-out op de website van Pictoright. Zij gaf aan dat dit een omkering is van de normale situatie dat je als gebruiker toestemming moet hebben om werken te gebruiken: het minste wat je dan kan doen is de opt-out eenvoudig toegankelijk maken voor makers: dit moet laagdrempelig, collectief en centraal toegankelijk zijn en de opt-out moet ook per oeuvre in te roepen zijn. Pictoright heeft lijsten met aangesloten rechthebbenden op haar website staan en de verantwoordelijkheid om opt-outs te respecteren moet bij de AI-aanbieders liggen. Voor kleine rechthebbenden is het anders niet werkbaar. Het ligt in de aard van CBO’s om licenties te verstrekken en veel makers willen dat ook. Martin merkte op dat AI aanbieders via de opt-out regeling de grootste houders van meta data ten aanzien van auteursrechten zouden kunnen worden. Naast de data met persoonlijke voorkeuren van gebruikers waarover dergelijke partijen veelal beschikken ontstaat zo een datahegemonie en daarmee een grote afhankelijkheid voor de creatieve industrie. Paul Keller is van mening dat het voor een doelmatiger auteursrecht heel mooi zou zijn als de opt-out mogelijkheid in de praktijk gaat werken. Dat is nu nog niet het geval: geen van de modellen die nu op de markt zijn, zijn getraind met data waar op dat moment opt-outs op van toepassing waren. De praktijk van opt-outs is pas sinds het najaar van vorig jaar op gang gekomen, daar zit dus een tijdsverschil in. Uit Duits onderzoek blijkt dat het in die korte tijd is gegaan van websites zonder restricties naar ongeveer 40% waarop restricties rusten. Dat zit nog niet in de huidige modellen. Het zou mooi zijn als dit gaat werken, dan wordt ook duidelijk welke partijen het belang zien van een gerichte uitoefening van het auteursrecht. Ook erfgoedinstellingen zouden hun voordeel kunnen doen met zo’n straight-forward opt-out regeling voor het toegankelijk maken van bijvoorbeeld out-of commerce werken.